Grote dennensnuitkever

De grote dennensnuitkever ziet er misschien raar uit met zijn grote snuit (neus) die de basis heeft gelegd voor zijn naam. Maar vergis u niet, de grote dennensnuitkever is samen met de letterzetter economisch gezien een van Europa's meest schadelijke insecten.

 

De grote dennensnuitkever is een plaag in de bosbouw, maar volkomen onschadelijk in huis, mocht u hem daar aantreffen.

De grote dennensnuitkever veroorzaakt grote meerkosten voor de bosbouw in Europa, zowel door vernielde naaldplanten als door de kosten die preventieve maatregelen met zich meebrengen.

 

Grote dennensnuitkever in het kort

Er komen vier soorten snuitkevers in Nederland voor, maar de grote dennensnuitkever richt de meeste schade aan in het bos, hoewel kleinere en grotere snuitkevers tot op zekere hoogte ook aan naaldplanten knagen.

De grote dennensnuitkever eet de schors van zowel dunne takken als planten. De plannen vormen echter het grote probleem – de grote dennensnuitkever knaagt aan de schors en als de boom ontschorst wordt sterft de plant, omdat de schors voor de planten nodig is om voeding en water te kunnen transporteren.

Grote dennensnuitkeve

Afbeelding: Grote dennensnuitkeve, Hylobius abietis. © Stick 

Zo herkent u de grote dennensnuitkever

De grote dennensnuitkever komt in het hele land voor. Een volwassen kever is 8-14 mm lang en heeft zwart met gele, licht behaarde vlekken. Hij heeft ook een duidelijke "snavel".

De grote dennensnuitkever kan worden verward met zijn familieleden de ligusterlapsnuitkever en de slanke dennensnuitkever, omdat ze even groot zijn en beide harige vlekken hebben. De snuit van de grote dennensnuitkever (snavel) is echter lang en de slanke dennensnuitkever heeft voelsprieten die in het midden van de snuit zijn bevestigd in plaats van op het uiteinde.

De volwassen larven zijn langer dan de kever, tussen 14 en 16 millimeter lang met een wit lichaam en een bruine kop.

Dé manier om de kever te herkennen, is misschien wel door de aanvallen die hij veroorzaakt: planten met een afgeknaagde schors, vaak rondom, zijn een zeker teken van de kever.

 

Schade die de grote dennensnuitkever veroorzaakt

De grote dennensnuitkever kruipt rond op een open plek en kan bij het naderen van een plant zijn reukvermogen en zicht gebruiken om hem te lokaliseren. Knaagsporen zitten meestal aan de onderkant van de plant, omdat de snuitkever het eerst met dat deel in aanraking komt. Hij kan echter ook onder het grondoppervlak knagen of zelfs hoger op de plant, als de concurrentie groot is (bij grote plagen).

Planten waaraan pas is geknaagd, geven terpenen (houtolie) af, waardoor nog meer snuitkevers worden aangetrokken. Dit betekent dat een plant die door de grote dennensnuitkever is aangetast, waarschijnlijk ook door andere kevers zal worden aangetast, en veel planten sterven omdat ze worden ontschorst.

 

Levenscyclus van de grote dennensnuitkever

De grote dennensnuitkever is afhankelijk van een temperatuur van meer dan 18 graden in het voorjaar, omdat zijn zwermvorming bij deze temperatuur geactiveerd wordt. Tijdens het zwermen gaat de grote dennensnuitkever op zoek naar een geschikte plek om voedsel te vinden, te paren en eieren te leggen.

Dennensnuitkevers worden van nature aangetrokken door terpenen, omdat deze worden uitgestoten door kleine planten die door andere snuitkevers zijn aangetast – m.a.w. een teken dat er voedsel voor de snuitkever te vinden is. Terpenen komen in enorme hoeveelheden vrij als bomen worden gekapt – de geur van gekapte bossen wordt door veel boseigenaren herkend. Daarom zijn deze gebieden kunstmatige reuzenmagneten voor zwermende snuitkevers.

De grote dennensnuitkever eet echter niet van oudere bomen of stronken, maar is afhankelijk van kleine verse takken of planten om van te eten, d.w.z. nieuwe aanplant.

De snuitkever is geslachtsrijp na drie zogenoemde "knaagperiodes": de herfst, de lente en de zomer. Alleen in de "knaagperiode" eten ze schors van planten en dunne takken, m.a.w. drie stevige "maaltijden" die de weg vrijmaken voor een nieuwe generatie snuitkevers.

De grote dennensnuitkever legt zijn eitjes in de volgende lente, na het zwermen. Ze leggen eitjes onder de grond, bij of onder dikke wortels van dode of beschadigde bomen (een plek waar bomen zijn gekapt is daarvoor perfect). Elk vrouwtje legt 1-2 eieren per dag, in totaal ongeveer 100 eitjes tijdens haar leven.

Uit deze eieren komen in de herfst larven, die vervolgens van het wortelsysteem van de dode boom eten. Wanneer de winter in aantocht is, graaf de larve zich in een dikke wortel in en overwintert. Omdat zowel larven als volwassen insecten ondergronds overwinteren (volwassen dieren overwinteren in organische grond), is een strenge vorst nodig om de populatie door de kou te laten beschadigen. In de volgende zomer worden de larven poppen en als de herfst aanbreekt, komt de voltooide kever uit.

 

Snuitkeverplaag cycli

De ontwikkeling van de grote dennensnuitkever duurt twee jaar, wat betekent dat een snuitkeverplaag in het voorjaar kan leiden tot een verdubbeling van de plaag 1,5 jaar later in de herfst als alle nieuwe kevers uitkomen. In Norrland kan de generatietijd langer zijn, van 1,5 jaar tot maximaal 4 jaar, vanwege het koudere klimaat.

De keverpopulatie neemt dan af, doordat de nieuwe kevers het volgende voorjaar bij 18 graden zwermen en wegvliegen, terwijl de oudere kevers doodgaan en steeds minder eieren leggen. De grote dennensnuitkever leeft vier jaar en daarom is een snuitkeverplaag volledig over na vier jaar (nieuwe snuitkevers migreren altijd).

Dus als u 5 jaar wacht na het kappen (en eventueel na het aantrekken van de snuitkevers ) is het risico klein dat de nieuwe planten worden aangetast, omdat de oorspronkelijke keverpopulatie door ouderdom is gestorven.

 

Factoren die de grootte van de plaag beïnvloeden

Er zijn voornamelijk zeven factoren die bepalen hoe uitgebreid en schadelijk een snuitkeverplaag wordt:

 

Geografie

De grote dennensnuitkever komt in heel Europa voor. De kustgebieden worden vaker getroffen, omdat deze klimatologisch milder zijn. Hellingen op het zuiden en hoogtes worden om dezelfde reden vaker getroffen.

Plantensoort

De grote dennensnuitkever knaagt aan zowel dennen- als sparrenbomen. Van de geïntroduceerde boomsoorten zijn met name de douglasspar en de sitkaspar zeer aantrekkelijk voor de kever. Er zijn ook genetische variaties binnen de soorten en deze kunnen tot 10-20% groot zijn – dit is echter nog maar in de onderzoeksfase.

Bemesting

Kunstmest maakt de onderbast van de boom (floëem – waar een suikeroplossing/voeding wordt getransporteerd) voedzamer en vervolgens interessanter voor de kever – waarschijnlijk door het fosforgehalte in de kunstmest.

Conditie van de plant

Hoe robuuster de plant is geworden, des te beter hij bestand is tegen plagen. Bij een stamdiameter van 10-12 mm heeft de plant een veel grotere weerstand en loopt hij minder risico. Om die reden zijn planten met kale wortels praktisch.

Een plant die te weinig water heeft gehad (waterstress) bevat meer stikstof, waar de kever de voorkeur aan geeft, en wordt daarom vaker aangetast – een vochtige plek waar bomen zijn gekapt verdient de voorkeur. Brandschade verhoogt ook het risico op snuitkevers. Waterstress is één van de sterkste factoren.

De bodemclassificatie van de plant

De grote dennensnuitkever geeft de voorkeur aan organische grond (waarin hij overwintert) en houdt niet van minerale grond. Als de aarde dicht bij de plant (met een straal van 5-10 cm), minerale grond is, wordt het risico op een plaag kleiner. Dit betekent dat grondbewerking het risico op een plaag verkleint.

Alternatieve voeding

Als de snuitkever alternatief voedsel heeft, worden de planten minder vaak aangetast. Een schermopstelling met 80-100 bomen per hectare betekent dat de snuitkevers als alternatief de kronen van de schermbomen eten. Het aantal kevers blijft echter ongewijzigd, ook al doen de planten het beter.

Achtergebleven takken of twijgen zijn geen risicofactor voor snuitkevers, maar fungeren ook niet als alternatief voedsel.

Kapleeftijd

Hoe verser de kap, hoe meer terpenen door de gekapte bomen worden afgescheiden. Als u na het vellen 5 jaar wacht, wordt de kap als veilig beschouwd, omdat eventuele snuitkevers dan van ouderdom zijn gestorven en er niet in geslaagd zijn een nieuwe generatie geslachtsrijpe snuitkevers voort te brengen. Om dezelfde reden is zelfverjonging relatief veilig, omdat de planten voor snuitkevers pas aantrekkelijk worden bereiken als er voor de snuitkevers al veel tijd is verstreken. Zelfverjongende planten hebben vaak ook een ​​betere weerstand dan planten uit kwekerijen.

Zo vermijdt u de grote dennensnuitkever

Het bestrijden van een aanhoudende snuitkeverplaag is moeilijk, duur en vereist aanhoudende en langdurige inspanningen. Daarom raden we aan om altijd te focussen op preventieve maatregelen en risicominimalisatie om een ​​mogelijke plaag te voorkomen en te beperken. Meerdere maatregelen kunnen met succes gecombineerd worden, omdat ze een aanvullend effect hebben op "barrières" op verschillende afstanden van de plant.

 

1. Chemisch met insecticiden

Er zijn momenteel verschillende goedgekeurde middelen tegen een aanhoudende plaag.

Voor deze middelen is echter een vergunning vereist en ze kunnen daarom niet online worden gekocht.

2. Hormoonbehandeling

Met behulp van het hormoon methyljasmonaat verbetert de eigen afweer van de plant, die wordt gebruikt tegen snuitkevers, maar ook tegen schimmels, enz. Deze methode is gebruikelijk in de landbouw, maar bevindt zich nog maar in de experimentele fase in de bosbouw. Het effect is positief, maar de efficiëntie is nog niet in kaart gebracht.

3. Beschermlaag op de plant

Op de kwekerij wordt de plant voorzien van een knaagbescherming in de vorm van een beschermende laag. Alle preparaten (bijv. Cambiguard, Conniflex, Woodcoat, Hylonox) werken op dezelfde manier. Een taaie massa bedekt 10-15 cm van de schors en zorgt ervoor dat snuitkevers niet kunnen knagen. Het is erg belangrijk dat de massa echt de hele stengel bedekt en niet barst als de plant groeit, omdat de kever op zoek gaat naar het kleinste gaatje in de beschermlaag. Met eerdere wasbehandelingen is men gestopt, omdat ze niet voldeden aan de zomertemperaturen en smolten. De beschermlaag moet twee jaar meegaan, d.w.z. totdat de plant resistent is.

4. Barrièrebescherming rond de planten

Een barrièrebescherming is een hoes van kunststof of papier rond de plant. MutiPro is hier een voorbeeld hiervan, een kartonnen hoes met paraffinebehandeling, die voorkomt dat de kever over de hoes kan kruipen. Dit werkt goed zo lang de hoes niet kapot gaat of als er niets op de hoes ligt waar de kever overheen kan kruipen.

5. Grondbewerking

Het doel van de grondbewerking is om de plant 5-10 cm minerale grond te geven, wat de kever vermijdt. Om de grondbewerking effectief te laten zijn, moet tweederde van de plant in minerale grond worden geplant. Een mogelijke schermopstelling betekent bovendien dat de groei van de omringende vegetatie wordt vertraagd, waardoor het effect van de grondbewerking wordt verlengd.

6. Schermopstelling

Door 80-100 bomen per hectare te laten staan, heeft de dennensnuitkever alternatief voedsel, waardoor de omvang van plaag wordt verminderd.

7. Andere maatregelen

Zie paragraaf Factoren die van invloed zijn op de omvang van de plaag voor andere zaken die het risico en de omvang van de plaag beperken.

 

 

Copyright © 2024 Stick AB
To top